Gele weidemier (Lasius flavus)
Taxonomische indeling |
Rijk: | Stam: | Klasse: | Orde: | Familie: | Geslacht: | Soort: |
Animalia | Arthropoda | Insecta | Hymenoptera | Formicidae | Lasius | L. niger |
De gele weidemier is veel minder opvallend dan de zwarte wegmier. Dat komt omdat hij bijna helemaal ondergronds leeft. Soms kun je hem even zien, bijvoorbeeld als je het gras maakt. Ook kunnen de hoopjes, die deze mier maakt, opvallend zijn. Ze kunnen in uitzonderlijke gevallen zo'n 50 cm. hoog worden en zijn altijd gebouwd tegen grassprietjes aan, of tegen de stengel aan van wilde tijm, een plant die graag in de nesten groeit van de gele weidemier. De gele weidemier is een nogal gespecialiseerde soort. Hij kweekt namelijk wortelluizen die gemolken worden. Kweken? Ja, want in de winterperiode worden de eieren van de luizen verzameld in het nest om daar te overwinteren. In het voorjaar komen de luizenlarven in het mierennest uit het ei. En die larven worden vervolgens door de mieren weer teruggezet op de waardplant. Daarna kan het melken weer beginnen. De lengte van de werksters is heel erg variabel, maar altijd tussen 2 en 5 mm. De werksters zijn namelijk polymorf, een mooi woord om aan te geven dat grotere en kleinere exemplaren ontstaan. De kleinere verzorgen meestal de koningin en het nest, de grotere halen voedsel en transporteren de wortelluizen. De mannetjes zijn meestal 5 tot 7 mm lang en de koningin is zo'n 9 mm lang.
De gevleugelde mannetjes van de gele weidemier zijn zwart, de koninginnen donkergeel tot bruin. Hoewel een nest vaak wordt aangelegd door meerdere koninginnen, blijft er uiteindelijk maar één eierleggende koningin over. De gele weidemier kan zeer grote nesten maken, waarin soms wel 100.000 diertjes kunnen worden aangetroffen. De gele weidemier komt voor in Europa, Noord-Azië en het Noord-Oosten van de Verenigde Staten. De beet van deze soort is nauwelijks pijnlijk. Toch kan hij erg irritant zijn door de zeer grote aantallen en omdat je vaak laat door hebt op een nest te zijn gaan zitten.