banner


Line
Languages:                                
English / engels    
Dutch / nederlands
Line

[Alle foto's hier zijn thumbnails. Klik op een thumbnail om de foto's in groter formaat te tonen.]

Line

Grote Kevers (Diverse families)

West-Europa ligt in wat we noemen de gematigde klimaatzones van de wereld. En dat houdt in dat de insecten niet zo heel erg groot worden. Het begrip "grote kevers" moet dan ook met een korreltje zout worden genomen. Op deze pagina worden een aantal families samengevoegd die bestaan uit relatief grote en stevig gebouwde kevers. De grootste kever in de Benelux is het Vliegend Hert. Het mannetje kan wel 75mm lang zijn. Maar dan worden de grote gewei-achtige kaken meegeteld. De echte lichaamslengte is zelden meer dan 35 mm. Overigens is de samenvoeging van de "grote kevers" hieronder niet wetenschappelijk verantwoord. De hieronder opgenomen families zijn vaak niet eens nauw verwant, maar de meeste zijn in het veld meteen herkenbaar als grote kever.

Inhoud: 1 loopkevers, zwartlijfkevers en aaskevers, 2 waterroofkevers en watertorren, 3 bladsprietkevers, 4 andere grotere kevers.

1 Loopkevers, zwartlijfkevers en aaskevers (Carabidae, Tenebrionidae & Silphidae)

Loopkevers kunnen, zoals de naam al zegt, inderdaad hard lopen. Het zijn rovers die meestal zwart of bruin zijn, hoewel sommige heel mooi Metaalkleurig glanzen. Op de hei zie je ook vaak groene loopkevers, maar die zul je in je tuin niet zo gauw aantreffen. Een aantal nauw verwante soorten, allemaal zwart, zijn gestreept en worden tot een eigen groep gerekend: streeploopkevers. Deze kun je in bijna elke tuin vinden onder stenen of planken. De soort hieronder behoort tot het geslacht Nebria en is volgens Victor Shilenkov een Breedhals-nebria (Nebria brevicollis). Het is een 10 tot 15 mm lange, zwarte kever, die in zonlicht echter mooi metalig blauwe kleuren kan vertonen. Het is waarschijnlijk de gewoonste Europese soort, die je niet alleen veel vindt langs bosranden en houtwallen, maar ook in tuinen en parkjes, zelfs midden in de grote steden. Zo is het waarschijnlijk de gewoonste soort in Londen en Hamburg. De eitjes worden in de nazomer gelegd en het is de larve die overwintert. De Breedhals-nebria is één van de eerste soorten loopkevers die in het voorjaar uit de pop kruipt. Andere soorten lijken wel eerder, maar die overwinteren als volwassen kever. We hebben het hier over een nuttig dier, want zowel de volwassen kevers als de larven jagen op kleine kevers, waaronder schadelijke soorten, vooral bij aardbeien en ze eten ook bladluizen. Daarnaast een aaskever. Die naam is een beetje misleidend, want er zijn ook hardlopende soorten die zich als loopkevers gedragen. Veel gestreepte soorten lijken sterk op de streeploopkevers. Volgens Victor gaat het hier waarschijnlijk om Silpha obscura een overal voorkomende soort. Volwassen aaskevers eten niet allemaal zelf aas. Vele zijn vegetariër. Nee, het aas is bestemd voor de larven. Daarbij werken meerdere aaskevers vaak samen. Zodra ze de lucht van een ontbindend beestje ruiken, meestal een vogel of zoogdier, 'snellen' ze erop af. dan ondergraven ze het karkas, net zolang tot het in het zo ontstane gat valt. Dan leggen ze hun eitjes en dekken het karkas af. De larven eten vervolgens na het uitkomen de restanten van het karkas op. Silpha obscura hieronder eet trouwens als volwassen kever wel degelijk aas. En als er geen aas voorhanden is, gaat hij zelf naar kleine insecten en wormen op jacht! Hij bereikt een lengte van 14 tot maximaal 18 mm, maar ziet er meestal wat groter uit door de ronde vorm. Het is een zeer gewone soort in bijna geheel Europa en delen van Noord-Azië.

Links de veel voorkomende Breedhals-nebria (Nebria brevicollis), die zoals veel loopkevers zwart is, rechts een aaskever, waarschijnlijk Silpha obscura.

Aaskevers zijn dus zo'n beetje de gieren van het koele West-Europa, maar vaak ook niet. Hieronder een fraaie tweekleurige soort, de Oranje Aaskever. Ze kunnen goed vliegen en het is vaak opvallend hoe snel ze een lijkje ontdekken. Lopen doen ze trouwens heel wat moeizamer. Kort na de vondst zijn er vaak veel exemplaren aanwezig, maar na enige tijd ontstaat er een dominant paartje, dat het lijkje opeist en op den duur de andere aaskevers verjaagt. Overigens is niet alleen aas interessant, ook in ontbinding zijnde paddestoelen en mest worden bezocht. Daarbij eten de dieren niet de in ontbinding zijnde massa, maar jagen op de daarin levende vliegenmaden. Zowel de volwassen kevers als de larven spugen hun onaangename maaginhoud uit als ze worden bedreigd. De larven zijn zwart en lijken wel iets op pissebedden. De wetenschappelijke naam luidt ook wel Oiceoptoma thoracicum.

Een stinkend geval, maar wel mooi: de Oranje Aaskever (Oiceoptoma thoracica).

In tuinen komen vaak heel veel zwarte loop- en mestkevers voor. Nogal wat soorten lijken erg sterk op elkaar, zodat de determinatie ervan vaak niet meevalt. In het geslacht Amara bijvoorbeeld vinden we een aantal zwarte loopkevers die alleen met veel moeite uit elkaar zijn te houden. Toch komen in veel tuinen verschillende soorten voor. Zowel de volwassen kevers als de larven staan bekend als vleeseters. Met enkele soorten wordt zelfs geëxperimenteerd om te kijken of ze geschikt zijn als biologisch bstrijdingsmiddel tegen plaagdieren. Recent Deens onderzoek heeft echter aangetoond dat de larven van een aantal soorten eerder planteneter dan carnivoor zijn. Een aantal deskundigen, waaronder Denis Keith en Dr. Arved Lompe weten zeker dat de soort hieronder een lid is uit dit Amara-geslacht, maar ze kunnen de precieze soort niet benoemen. Maar een determinatie tot op geslachtsniveau is voor veel zwarte loop- en aaskevers al het maximaal haalbare.

Nog een regelmatige zwarte tuinbezoeker, een Amara sp.

Zwartlijfkevers lijken heel veel op loopkevers. Het is een grote familie met wereldwijd zo'n 15.000 soorten. Bij ons in de Benelux echter komen maar zo'n 30 soorten voor. Het grootste deel van die soorten is zwart of bruinig. Het verschil is vooral te zien aan de achtertarsus (het laatste gedeelte van het pootje, voor het voetje): loopkevers hebben daar 5 segmenten, zwartlijfkevers slechts 4. Er zijn nog meer verschillen, maar die vallen minder op. Zowel de larven als de volwassen kevers leven van dood organisch materiaal en aas. De bekendste vertgenwoordiger van deze familie is de meelworm, die vaak een enorme plaag is in opslagplaatsen van graan, meel e.d. De larven kun je trouwens ook in dierenspeciaalzaken kopen als voer voor bepaalde huisdieren. De soort hieronder kan voorkomen in tuinen met oude bomen, of tuinen langs de bosrand, want de larven leven in zandige grond aan de voet van oudere bomen, heel vaak eik. Daarmee is het een echte bossoort die in veel tuinen en op kleigrond vaak ontbreekt. Wordt ook aangeduid met de wetenschappelijke naam Cylindronotus laevioctostriatus.

Hoewel hij erg veel lijkt op een loopkever is dit een zogenaamde zwartlijfkever: Nalassus laevioctostriatus.

2 Waterroofkevers en Watertorren (Dytiscidae & Hydrophilidae)

Sommige waterroofkevers behoren tot de grootste kevers in de Benelux. De Geelgerande Watertor en de Tuimelaar kunnen beide bijna vier centimeter lang worden. Hun larven worden zelfs wel zo'n zes centimeter lang! Ook in kleinere vijvers kun je verschillende watertorren verwachten. Net als de meeste andere kevers kunnen ze goed vliegen en dus op pad gaan om ook kleine watertjes op voedsel te onderzoeken. Zwemmen doen de meeste soorten met de achterpoten. De voorpoten worden gebruikt om prooi te grijpen, of zich vast te houden aan waterplanten. Eén van de bekendste waterkevers in de Benelux is ongetwijfeld de Gewone Geelrand hieronder. Hij wordt ook wel de Gewone Geelgerande Waterkever, de Grote Geelgerande Waterkever of de Geelgerande Watertor genoemd. De foto's hieronder zijn genomen van een dier dat door de tuin liep op een winderige, regenachtige maartavond. We hebben hem maar even als model gebruikt! Het is namelijk mannetje. Dat kun je zien aan de schijfjes aan de voorpoten. Vrouwtjes hebben die schijfjes niet. Het zijn zuignapjes, waarmee het mannetje zich tijdens de paring aan het vrouwtje vastzuigt. Want ja, veel houvast heb je niet aan zo'n vlot zwemmend wijfje. De Gewone Geelrand is een grote kever. Het exemplaar hier was 38 mm lang. De kevers kunnen als volwassen dier wel 5 jaar oud worden en voor Nederlandse kevers is dat heel erg oud. De larven leven uitsluitend in het water en kunnen zo'n 60 mm lang worden. Zowel de volwassen kevers als de larven zijn felle jagers. De larven leven meestal van prooidieren die meximaal net zo groot zijn als zijzelf, maar de kevers vallen vissen aan die vele malen groter zijn dan zij zelf en bijten er dan flinke stukken uit. De adulten kunnen mensen tot bloedens toe bijten. De larven kunnen ook flink bijten, maar zijn meestal niet in staat de menselijke huid te doorboren. Maar als het een larve wel lukt, dan is de beet heel erg pijnlijk. Verder spuit hij dan verteringssappen in de wond, waardoor deze heel slecht geneest. De Tuimelaar lijkt heel veel op de Gewone Geelrand, maar is soms nog iets groter. Hij heeft op het halsschild alleen gele lengtestreepjes aan de zijkant, maar geen gele dwarsstrepen aan voor- en achterkant. Ook de Kleine Geelrand lijkt sterk op deze soort, maar hij haalt de 30 mm nooit en is daarmee duidelijk kleiner.

Tijdens een wandeling door onze tuin even als 'model' misbruikt: het mannetje van de Gewone Geelrand (Dytiscus marginalis).

De foto hieronder is tot nu toe de enige foto die we van een waterroofkever in onze vijver hebben kunnen maken. Helaas is de foto van matige kwaliteit. De soort op de foto heeft een lange Nederlandse naam: Gegroefde Haarwaterroofkever. En die naam is nog misleidend ook, want alleen het vrouwtje heeft lengtegroeven in het dekschild, waarin haartjes groeien. Het mannetje heeft gladde dekschilden en is dan ook wat moeilijker te herkennen. Deze soort haalt lang niet de 4 centimeter van enkele van zijn familieleden en bereikt meestal een lengte van slechts 16 tot 18 mm. Pijnlijk bijten kan hij dan ook niet. Ook de larven zijn niet erg groot en gemakkelijk te herkennen aan hun lange nek. Ze zijn veel minder roofzuchtig dan die van de geelranden en jagen ook op veel kleinere prooi, zoals watervlooien. Er wordt in het water overwinterd, waarbij de dieren enigermate actief blijven, zolang het water niet dichtvriest, want dan gaan ze in een soort winterslaap.

Een waterroofkever, te weten de Gegroefde Haarwaterroofkever (Acilius sulcatus).

De watertorren (familie Hydrophilidae) vormen een wat wonderlijke groep van grote, zwarte in het water levende soorten, zoals de spinnende watertor en veel kleinere soms kleurrijkere soorten, waarvan een aantal op het land leeft en helemaal niet kan zwemmen!. Waterroofkevers nemen zuurstof op door de achterpunt van het lichaam boven het water te houden. De lucht wordt dan onder de dekschilden vastgehouden. Watertorren nemen lucht op via hun antennen en bewaren lucht onder de buik. Op een paar uitzonderingen na kunnen watertorren niet erg goed zwemmen. Vaak klauteren ze over waterplanten heen en zwemmen helemaal niet. De soort hieronder behoort tot een geslacht van zowel in of aan het water levende soorten als pure landsoorten. Eén verwant is zelfs een plaag in koolzaad. Hij kan niet zwemmen en is vooral aan slootkanten te vinden. De larven zwemmen wel redelijk goed en zijn rovers in stilstaand water.

Moeder natuur heeft rare kostgangers: dit is een watertor zonder zwemdiploma: Helophorus aequalis.

3 Bladsprietkevers (Scarabaeidae)

Linksonder een familielid van de Meikever: de Rozenkever of het Johanneskevertje genaamd. De volwassen tor vreet soms aan bloemknoppen (en niet alleen die van rozen). Daardoor kan de soort, zeker als er veel van komen, schadelijk zijn in de tuin. Meestal zijn de aantallen echter dusdanig laag dat er niet veel schade wordt aangericht. De larve (een engerling uiteraard) is wel heel erg schadelijk. Grotere larven vreten namelijk aan de wortels van gras. Ze doen dat vlak onder de oppervlakte. Daardoor kan het gras zelfs los komen van de wortels, waardoor je gemakkelijk hele plaggen kunt optillen. Daaronder bevinden zich dan vaak heel veel larven. De larven van de Junikever en de Meikever zijn op dezelfde manier schadelijk. En dat is dan nog niet alles: vogels en mollen zijn verzot op engerlingen. En met name op de strakke gazons voor de golfsport zijn die diren ongewenst. De engerlingen van de rozekever, de meest voorkomende in dit gezelschap en verreweg de meest schadelijke, zijn echter gemakkelijk te bestrijden met zogenaamde aaltjes. Dat zijn heel kleine parasitaire wormpjes die uiteindelijk de engerling laten sterven. De rozenkever is, zeker vergeleken met de meikever, maar een kleine kevertje, die een lengte haalt die varieert van 8 tot 12 mm. Rechtsonder een sterk gelijkende soort: Anomala dubia, die nog niet zo lang geleden Nederland is gaan veroveren en nog geen gewone naam heeft. Hij is ietsje groter, minder zwaar behaard en glanst overal groen, zelfs in de bruine dekschilden. De larven zijn in gazons al net zo verwoestend als die van de rozenkever.

Rozenkever

Twee schadelijke kevers in gazons. Links de rozenkever (Phyllopertha horticola), die ook wel johanneskever wordt genoemd. Rechts de erop lijkende, maar veel groenere nieuwkomer Anomala dubia.

De Johanneskever is een familielid van de Meikever. Die is veel groter en eigenlijk ook veel bekender, ook al kwam hij vroeger veel vaker voor dan tegenwoordig. De meikeverfamilie wordt ook wel de bladsprietkeverfamilie genoemd, omdat hun antennen eindigen in een klein soort waaiertje. Die waaiertjes bestaan uit tenminste drie delen die tegen elkaar aan gevouwen kunnen worden. Dat kun je goed zien op de foto van het Rozenkevertje hierboven en de Meikever hieronder. Ook kun je bij de Meikever zien of je te maken hebt met een mannetje of met een vrouwtje: mannetjes hebben zevendelige waaiertjes, vrouwtjes zesdelige! Meikevers leven als volwassen dier maar kort, hooguit enkele weken, de mannetjes vaak nog korter. Veel eten doen ze niet: ze knagen een beetje aan bladeren van vooral eiken. Verder wordt er gepaard. Na de paring graven de wijfjes zich zo'n 20 centimeter de grond in om daar op verschillende plekken eitjes te leggen. De eitjes komen na vier tot zes weken uit en de jonge engerlingen eten eerst humus: halfverteerd plantaardig materiaal. Als ze wat groter zijn beginnen ze aan de wortels van verschillende planten, waaronder tuinplanten en groenten te knagen. Ze bijten flinke stukken van de wortels af en eten die vervolgens op. De grote engerlingen kunnen daarbij behoorlijk dikke wortels aan. Ernstig aangetaste planten gaan zelfs dood door een gebrek aan wortels. Engerlingen groeien maar langzaam en moeten van tijd tot tijd vervellen. Pas na drie tot wel vier jaar zijn ze volgroeid. Ze graven nu een gang loodrecht naar beneden de grond in. Zo'n gang kan wel 90 centimeter diep zijn. Onderin de gang maken ze een kamertje en daarin gaan ze zich verpoppen. De laatste winter wordt als pop doorgebracht en vanaf eind april tot begin juni verschijnen de volwassen dieren. Linksonder zie je zo'n engerling. We noemen de larven van alle bladsprietkevers engerling, dus ook die van de andere bekende familieleden van de meikever, zoals de Neushoornkever, de Mestkever en de Pillendraaier.

De Meikever (Melolontha melolontha): links de engerling, midden een vrouwtje en rechts een mannetje.

Hoe de Roestbruine Bladsprietkever hieronder aan zijn naam gekomen is hoeft niemand te vragen. Hij is met een lengte tot 11 mm. een stuk kleiner dan de Meikever, vrijwel onbehaard en tamelijk egaal bruin. De engerling leeft twee jaar in de grond en knaagt aan graswortels. De aantallen zijn bijna altijd vrij laag, zodat de schade meevalt. Bovendien kan hij bestreden worden met hetzelfde aaltje dat gebruikt wordt tegen de Rozenkever, hoewel met wat minder succes. Het is een soort van de hogere en goed waterdoorlatende zandgronden en komt ook veel in tuinen voor. Deze soort kan in tegenstelling tot de Meikever goed en hard lopen.

Een geheel bruin neefje van de Meikever: de Roestbruine Bladsprietkever (Serica brunnea).

Ook de mestkevers behoren tot de meikeverachtigen. Ze gaan op zoek naar verse mest en begraven het. Voordat ze het gat afsluiten legt het wijfje eieren op de mest. Na het uitkomen eten dan de larven de mest op. Het bekendst zijn pillendraaiers en andere grote, zwarte of blauwachtig zwarte soorten die we in het bos dikwijls langzaam zien voorthobbelen. In de tuin kom je echter vaak kleinere soorten tegen, bijvoorbeeld uit het geslacht Aphodius. Dit meikevergeslacht bestaat uit een aantal kleine soorten (lengte vaak tussen 5 en 15 mm). De soort hieronder, Aphodius contaminatus, is daarvan een mooi voorbeeld. De kevers worden aangetrokken door konijnenkeutels. Zij begraven die en de engerlingen doen zich tegoed aan de keutels, maar knagen soms ook aan de graswortels. Daarbij veroorzaken zij schade aan bijvoorbeeld golfbanen. Overigens valt de schade door de diertjes zelf vaak wel mee, maar zijn het de vogels (vooral kraaien, roeken en kauwen) die schadelijk zijn, omdat ze het gras loswoelen op zoek naar de engerlingen. De larven kunnen bestreden worden met hetzelfde aaltje dat ook goed werkt tegen de larven van de Rozenkever. Aphodius contaminatus komt voor in oostelijk Nederland op de lichte zandgronden, zoals de Utrechtse heuvelrug, Twente en de Achterhoek en Oost-Brabant. Elders zeer zeldzaam of ontbrekend.

Foto links: de gewone mestkever (Geotrupes stercorarius) die geweldig bijdraagt aan de bemesting en verbetering van de structuur van de grond. Foto rechts: Aphodius contaminatus is een kleine mestkever die ook vaak in tuinen in Oost-Nederland en Oost- en Zuid-België opduikt.

De gewoonste van alle mestkevers in ons deel van Europa is Aphodius prodromus hieronder. Het valt niet mee om het te benoemen, want hij lijkt erg veel op een andere veelvoorkomende soort: Aphodius sphacelatus. Beide soorten treffen we vooral in de winter en het vroege voorjaar op mest aan. Meer over deze soort binnenkort als we een pagina voor hem maken.

Aphodius prodromus Aphodius prodromus

Het lievelingsvoedsel van veel kraaiachtigen in het voorjaar: de mestkever Aphodius prodromus.

4 Overige grotere kevers (Diverse families)

In dit hoofdstukje hebben we een aantal kevers bij elkaar geharkt die afkomstig zijn uit families waarvan bij ons niet zoveel soorten voorkomen, dat ze een eigen hoofdstuk kunnen krijgen. Zo komen in de Benelux maar drie soorten vuurkevers (Fam. Pyrochroidae) voor en alle soorten zijn tamelijk zeldzaam. Met de Zwartkopvuurkever hieronder hebben we dus geluk gehad, want zo vaak zal die in tuinen niet komen opdagen. Hoewel niet echt heel groot (13 tot 20 mm) is het toch een zeer opvallende kever door de vuurrode kleur. De volwassen kevers zijn veel op boomstammen en onder schors te vinden, maar eten ook wel pollen van bloemen. Het is een echte bossoort. De larven ontwikkelen zich in 2 tot 3 jaar onder boombast en in het hout van wegrottende bomen, waar ze jagen op de larven van andere kevers, zoals boktorren, prachtkevers en letterzetters. Deze kever komt in geheel Europa voor, maar is nergens echt algemeen. Hij wordt ook wel de Zaagsprietkever genoemd.

Zwartkopvuurkever Pyrochroa coccinea

Deze Zwartkopvuurkever (Pyrochroa coccinea) is geen gewone verschijning in de tuin.

De wolkever, ook wel ruigtekever genoemd, hieronder behoort tot een eigen familie van kevers, wolkevers (Lagriidae) genaamd). En van die familie komen bij ons maar twee soorten voor. En van die twee is alleen deze echt gewoon. De kever zelf is zwart, maar de dekschilden zijn bruin en van zeer fijne haartjes voorzien. De kever wordt tot 10mm lang. De larven vinden we in de strooisellaag op de grond, maar ook wel in composthopen. De larve overwintert en verpopt in het voorjaar. De volwassen kevers zien we dan vanaf april tot in oktober. Houdt van niet te droge weilanden, bosranden, parken en tuinen. In grote delen van Nederland een algemene soort.

Wolkever

Vooral als je zelf composteert heb je grote kans deze kever, de wolkever, ook wel ruigtekever genoemd (Lagria hirta), in je tuin tegen te komen.

Dat we de Stinkende Kortschild hier behandelen komt, omdat hij groot is. Daarmee is hij een uitzondering in zijn familie: de kortschildkevers, want de meeste zijn juist erg klein. De rest van zijn familie wordt dan ook niet hier, maar juist bij de kleine kevers behandeld. Er komen in Nederland en Vlaanderen een groot aantal kortschildkevers voor. Het is zelfs de grootste kevergroep in de Benelux. Zoals de naam al zegt hebben deze kevers korte schilden. De vleugels vouwen ze onder die korte schilden op, net als bijvoorbeeld de oorwurmen, hoewel er ook soorten zijn die niet meer kunnen vliegen. Verreweg de meeste soorten zijn heel erg klein, maar er zijn ook een paar soorten die groot zijn en zich bovendien opvallend gedragen. De bekendste is wel de Stinkende Kortschild. Dat is een gewone soort van tuin en bos, die ook nog wel eens per ongeluk binnenshuis belandt. Hij zorgt nog wel eens voor paniekachtige toestanden, want als je op hem afgaat richt hij zijn kop naar je toe en kromt hij zijn achterlijf omhoog. In die positie doet hij sterk aan een klein schorpioentje denken. Het is zijn verdedigingspositie; hij is er helemaal klaar voor. De kaken van deze kever zijn zo sterk dat ze de menselijke huid kunnen doorboren. En hij heeft flinke kaken, waarmee hij zich goed kan vastbijten. De pijn valt nog wel mee, maar het is een hele toer om het dier los te krijgen. Op het naar jou toegekromde achterlijf zitten bovendien nog twee klieren waarmee een stinkend goedje in de rondte kan worden gespoten. Kortom: je bent er mooi klaar mee. In de tuin een zeer nuttig dier, want hij eet vooral slakken. Met een lengte tot 33 mm. de grootste kortschildkever van Europa. In de Benelux een veel voorkomende soort.

Onze grootste kortschildkever, de Stinkende Kortschild (Staphylinus olens), heeft bepaald een buitenaardse kop.

De kever hieronder is wel een heel wonderlijk portret. Hij ziet er uit of hij helemaal is beschimmeld en uit zijn dekschelden komen ook nog eens kleine haarbosjes. Het is een zogenaamde boksnuitkever. Dat zijn neefjes van de gewone snuitkevers, alleen zijn hun snuiten veel breder. De kever is niet beschimmeld, maar ziet er alleen zo uit. Kever en larve vind je veel op en in rottend en beschimmeld hout. En als je er zelf ook beschimmeld uitziet, dan val je daar niet op!

De Witte Boksnuitkever (Anthribus albinus) ziet er nogal beschimmeld uit.



Line
        © Copyright 1998-2024 gardensafari.net (Hania Berdys)